In- en uitkuilen

Laatste 30 jaar is op mechanisch gebied de techniek hard gegaan en letterlijk meer druk op het gewas (mais en gras) uitgeoefend hierdoor is er meer structuur bederf. Een paar voorbeelden:

  • Hakselen met stofwolk is funest, veel structuur bederf zeker, treed ook al op bij jong bladrijk gewas en voor gedroogd tot meer dan 40 – 45% ds.
  • Opraapwagen risico met name bij nat gras is als deze te vol wordt gepropt en de aanvoer niet volop is.
  • Graskneuzen heeft met name op minder drogende dagen een positief effect mits een ronde schudden wordt bespaard.
  • Overkuilen van maïs→ maïs is weker geworden door de verblijfsduur in de kuil, door het overkuilen en de mechanische bewerking hierop valt de maïs verder uit elkaar waardoor het nog sneller wordt qua vertering.
  • Gemaaid gras stopt met de ademhaling, dus verlies van suikers, bij een DS% van 35-38, op dat moment is het verwelkt.
  • Als broei tegengegaan wordt met een toevoegmiddel is het belangrijk dat dit voldoende verdeeld is in het gras. Bij een middel dat bestaat uit korrels is dit lastig, dit zou dan opgelost moeten worden in water en over het gewas worden verneveld (dus geen straaltje vloeistof). Toevoegingsmiddelen toepassen gaat bij een hakselaar beter.
  • Stro mee kuilen heeft geen zin omdat het door het vocht uit de kuil zijn drijvend vermogen verliest, wil het effect hebben moet er namelijk 1 deel stro op 2 delen gras worden toegevoegd.
  • Vergelijking uitkuilen met een kuilsnijder/kuilhapper of met een pelikaanbak (dichte bak met tanden klem). De pelikaanbak geeft een rommeliger beeld, het verschil in oppervlakte (mate van mogelijkheden tot broei) is minimaal een viervoud in de breedte en in de hoogte t.o.v. een strakke kuilwand. Een pelikaanbak geeft meer risico op schimmel, het veroorzaakt het effect van een te lage voersnelheid.